Michiel Zonneveld hoopt dat we de problemen van deze tijd gaan aanpakken met een nieuw Plan van de Arbeid. Maar is er geen politieke partij die met een Plan van de Arbeid zou kunnen komen? Hoe zou zo’n partij eigenlijk heten?
Geplaatst op 2-5-2023.
Het zijn de jaren dertig en het gaat helemaal kut. De beurscrisis van 1929 is uitgemond in de Grote Depressie, met massawerkloosheid als gevolg. Sommige Europese regeringen klampen zich vast aan de goudstandaard; ze doen weinig meer dan bezuinigen op publieke uitgaven, wat de crisis natuurlijk verergert. Dat bestuurlijk falen maakt ondemocratische alternatieven, zoals fascisme en staatssocialisme, steeds aantrekkelijker. Ook in het Nederland van Colijn zijn het barre tijden.
Michiel Zonneveld vestigt onze aandacht op het bijna vergeten Plan van de Arbeid uit 1935. Midden in de crisis komt een commissie van wetenschappers en politici met een voorstel om Nederland uit het slop te trekken. Het Plan is opgesteld door de SDAP, een voorganger van de Partij van de Arbeid, en de NVV, de vakbond die uiteindelijk in de FNV op is gegaan.
Wat staat er in dat Plan? Het is ambitieus: publieke projecten en de 40-urige werkweek moeten de werkloosheid terugdringen, verlengde leerplicht en industrialisatie moeten de welvaart verhogen, krotwoningen moeten worden aangepakt en de huren moeten worden verlaagd. Het centrale doel is bestaanszekerheid voor iedereen. Er worden pamfletten gedrukt, liederen geschreven — het Plan verschaft hoop aan een generatie die alleen uitzichtloze crisis kende.
Bij de presentatie van het Plan wordt — letterlijk — de hand gereikt naar andere politieke partijen, maar ze nemen die niet aan. Gelovige arbeiders blijven de christelijke partijen trouw. In directe zin is het Plan daarmee mislukt: het wordt niet uitgevoerd om de crisis te bestrijden. Desondanks wordt het programma in de daaropvolgende decennia wel grotendeels gerealiseerd. Ook de christendemocraten helpen daaraan mee, zij het soms onder sociale druk.
Je raadt het al: Zonneveld vertelt dit niet om een interessant rapport uit de vergetelheid te trekken. Nee, hij stelt voor dat we een nieuw Plan van de Arbeid nodig hebben. Nog steeds heeft niet iedereen bestaanszekerheid. Tel daar de bedreigingen van de ecologische crises bovenop, en het is duidelijk dat er werk aan de winkel is. Zonneveld stelt voor om deelplannen op te stellen op de gebieden van energie, mobiliteit, bouwen, landschap, klimaatadaptatie, groene industrie, onderwijs en innovatie. We mogen het zelf precies invullen, maar Zonneveld geeft al wel wat denkrichtingen mee.
Allemaal prachtig. Zonneveld beweert nergens dat zijn voorgestelde oplossingen bijzonder origineel zijn, en dat is eigenlijk terecht. De meeste zijn de afgelopen jaren al langsgekomen in populaire boeken van andere schrijvers. Zo bekeken is Zonnevelds boek vooral een vertrekpunt voor verder lezen.
Wat overblijft is dus het pleidooi voor een Plan an sich. We moeten weer groots durven denken, visies durven te formuleren, vergezichten durven te schetsen. Dat is geen technocratische opgave, maar een diep ideologische. Dat blijkt ook wel uit de voorstellen die Zonneveld al geeft: politiek neutraal zijn ze niet. Ik wil niet beweren dat ze dat zouden moeten zijn, of zelfs zouden kunnen zijn. Het is simpelweg zinloos de politieke dimensie van Zonnevelds wensenlijst te ontkennen.
En nu wordt het interessant. We hebben namelijk al instituties die ideologieën vertalen naar praktische plannen. Dit is idealiter wat politieke partijen al doen. Maar Zonneveld ziet het nieuwe Plan buiten de bestaande partijstructuren ontstaan. Hij wijst erop dat het vorige Plan sterk werd gehinderd doordat het overduidelijk een project van de SDAP en de NVV was. Het was hun commissie, hun handtekening stond eronder. Dat alleen al riep weerzin op bij rechts Nederland.
Maar nog belangrijker: het Plan stond vol linkse ideeën.
Zonneveld schuift het feit dat het oorspronkelijke Plan niet aansloeg bij rechts in feite af op identiteitspolitiek: De sociaaldemocraten en de vakbond komen met een plan, bah, wij zijn sowieso tegen.
Maar stel je voor: je loopt met dat oorspronkelijke Plan — logo’s van de partij en vakbond netjes afgeplakt — een protestantse kerk binnen, en je vraagt de aanwezigen om hun mening. Gaan de handen dan op elkaar voor publieke werken, sociale woningbouw en huurverlaging? Of herkent iedereen dit gewoon als een links programma?
Nederland heeft sinds jaar en dag een democratische centrumrechtse meerderheid. Daar kan je van alles van vinden, maar het is wel de werkelijkheid. Het lijkt me niet dat al deze mensen stiekem linkse idealen hebben, maar toch rechts stemmen omdat ze de linkse partijen nou zo stom vinden. Rechtse mensen zijn geen sukkels; ze stemmen rechts uit overtuiging en voelen zich oprecht niet aangetrokken tot linkse politieke ideeën — inclusief die in het oude Plan van de Arbeid.
De vraag is dus: wat is de toegevoegde waarde van een Plan dat los van bestaande partijen wordt opgesteld? Het Plan is in feite een politiek programma. Het Plan draagt een visie uit over hoe we onze samenleving zouden moeten inrichten. Het Plan zal grotendeels uitgevoerd moeten worden door democratisch gekozen politici. Klinkt als een taak voor een politieke partij. En alle voorstellen die Zonneveld zo mooi samenvat, sluiten naadloos aan bij de moderne centrumlinkse politiek.
Een nieuwe structuur om tot dezelfde ideeën te komen is overbodig. Er valt best wat te winnen als politieke partijen buiten hun eigen kaders zouden treden. Maar dat neemt niet weg dat het uiteindelijk een politieke zaak is hoe we ons land inrichten. Het wachten is op een partij die een programma durft op te stellen dat we een waardig vervolg op het Plan voor de Arbeid zouden kunnen noemen. De ideeën zijn er al. Wie durft?